Bekijk hier het lied: Vijf vingers

Muzikale spelletjes

  • Baby 0-1 jaar

Met deze activiteit maak je je baby bewust van de vingers, de handen, de tenen en de voeten en ben je bezig met lichaamsbesef en de zintuiglijke ontwikkeling.

Tijdens het zingen raak je een voor een de vingers aan van je baby. Daarna samen zwaaien met de ene hand en dan met de andere hand en dan met beide handen.

Als variatie kun je dit ook met de tenen van de voetjes doen van de baby. Raak eerst alle tenen aan en zwaai daarna met de voetjes.

  • Dreumes 1-2 jaar

Met deze activiteit gaan we in de maat klappen en trommelen en daarmee stimuleer je de muzikale ontwikkeling.

Tekstvariatie om te klappen
Ik heb 1,2,3,4,5 vingers aan een hand. Tralalalala.
Ik heb 1,2,3,4,5 vingers aan de andere kant.
Daar klap ik mee klap klap.
Daar klap ik mee klap klap.
Ik klap met mijn handen alle twee. 

Bij de eerste regel steek je je ene hand omhoog en bij de tweede je andere hand. Daarna ga je klappen in de maat van het liedje. Je kunt in je eigen handen klappen, maar je kunt ook op je benen klappen. Op een tafel trommelen met je vuisten is ook leuk en dan pas je de tekst aan: “Daar trommel ik mee rombom 2x. Ik trommel met mijn vuisten alle twee.” Je kunt ook op een trommel trommelen met je handen of op een grote kartonnen doos. Pas iedere keer de tekst aan, aan de situatie. Na het liedje kun je nog doorgaan met klappen en trommelen. Varieer ook eens met hard-zacht en langzaam-snel.

  • Peuter 2-4 jaar

Met deze activiteit leren de kinderen hun vingers te tellen en daarmee stimuleer je de cognitieve ontwikkeling.

Peuters kunnen al heel goed zelf hun vingers aanwijzen en zwaaien. Je kunt dit liedje zingen bij het afscheid nemen.

  • Vanaf 4 jaar

Met deze activiteit stimuleer je het samenspelen en dat is een sociale activiteit en met het klappen en zwaaien op het goede moment stimuleer je de muzikale ontwikkeling.

Maak koppels van 2 kleuters. Ze staan tegenover elkaar en klappen eerst in hun eigen handen en dan in die van de ander. Zing het lied en bij “Zwaai” zwaaien ze naar elkaar en gaan ze op zoek naar een ander kind. Ze staan weer tegenover een ander kind bij “Ik zwaai met mijn handen alle twee.” en dan zwaaien ze naar elkaar om weer alles te herhalen.